1 Chronicles 20

David verovert Rabba

De geschiedenis van de verovering van Rabba door Joab wordt ook beschreven in 2 Samuel 11-12. De woorden van 1Kr 20:1 hier lezen we ook in 2 Samuel 11 (2Sm 11:1). In het gedeelte van 2 Samuel 11:2-12:25 wordt vervolgens de zonde van David met Bathseba beschreven. Daarover vinden we hier niets. Vanaf 2 Samuel 12:26 wordt verder beschreven wat we hier in 1 Kronieken 20 vanaf 1Kr 20:2 lezen.

Dat heeft te maken met Gods bedoeling met de boeken 1 Kronieken en 2 Kronieken. In deze boeken beschrijft God de geschiedenis van Zijn volk en van de Zijnen zoals die verloopt volgens Zijn raadsbesluit. Daarom wordt in 1 Kronieken en 2 Kronieken vaak voorbijgegaan aan de zwakheden en zonden van de gelovigen. Dat past bij deze boeken, omdat we hierin de vervulling zien van de wegen en gedachten van God in het huis van Zijn uitverkoren koning.

In het verhaal over de verovering van Rabba ligt de nadruk op de heerschappij van David (1Kr 20:2-3). Joab belegert Rabba, maar verder zien we wat David doet. Hij neemt de kroon van de overwonnen vijand. Die kroon vertegenwoordigt een grote waarde. Deze kroon wordt op zijn hoofd gezet. Het verwijst naar de verschijning van de Heer Jezus om Zijn heerschappij te aanvaarden. Als dat moment daar is, zal Hij verschijnen, met “op Zijn hoofd … vele diademen” (Op 19:12).

Overwinningen op de Filistijnen

Dat het hier gaat om de majesteit en luister van David in zijn regering, zien we ook in de overwinningen op enkele Filistijnse reuzen. In 2 Samuel worden deze overwinningen pas in 2 Samuel 21 beschreven (2Sm 21:15-22), maar hier worden ze direct genoemd na de overwinning op de Ammonieten en Rabba. De hier genoemde Filistijnse reuzen worden verslagen door enkele helden van David. Hiermee wordt het hoogtepunt van Davids regering gekenmerkt.

Reuzen zijn in de Schrift altijd verbonden met kwaad, de opstand van de mens tegen God. Een reus is het symbool van trots en eigendunk. Een reus staat tegenover het kleine en nederige, waarin God behagen heeft en waar Hij bij woont. De reus is een beeld van satanische misleiding, zoals we zien in Goliath. In de reuzen die hier de vijanden van David zijn, kunnen we misleidende, gewelddadige machten zien, die wonen in een systeem van dwaling, wat de Filistijnen voorstellen. Het heeft te maken met “de verborgenheid van de wetteloosheid” (2Th 2:7a) die in de tijd van de christenheid werkzaam is en zich steeds duidelijker manifesteert.

Sibbechai (1Kr 20:4) is een van Davids legerbevelhebbers (1Kr 27:11) en wordt genoemd in de lijst van de helden van David (1Kr 11:29). In de lijst wordt geen speciale daad van hem genoemd. Hier wordt een van zijn daden vermeld. Hij verslaat de reus Sippai met als bijkomend effect dat alle Filistijnen worden vernederd. Het verslaan van die ene is als het verslaan van allen. Dat is ook te zien bij het verslaan van Goliath door David (1Sm 17:51-52).

Ook Elhanan (1Kr 20:5) wordt genoemd in de lijst van Davids helden (1Kr 11:26). Hij verslaat een Filistijnse reus die in de eerste plaats een broer van Goliath is en in de tweede plaats net als Goliath een speer als een weversboom heeft (1Sm 17:7). Elhanan is er niet van onder de indruk en verslaat hem. Hij volgt het voorbeeld van zijn koning en doodt de broer van Goliath.

De derde Filistijnse reus wordt verslagen door Jonathan (1Kr 20:6-7). Jonathan betekent ‘gave van de HEERE’. Dé gave van God is de Heer Jezus. Hij zal het beest uit het boek Openbaring, waarnaar deze Filistijnse reus verwijst, de dictator van het verenigd Europa ofwel het herstelde Romeinse rijk, samen met zijn bondgenoot de antichrist of valse profeet in Israël, in de hel werpen (Op 19:20). Deze reus wordt gekenmerkt door het getal zes (1Kr 20:6). Dat is ook het getal waardoor het beest uit de aarde wordt gekenmerkt. We lezen van hem dat het getal van zijn naam “is [het] getal van een mens, en zijn getal is zeshonderdzesenzestig” (Op 13:17-18).

Van deze reus wordt nog als bijzonder kenmerk gezegd dat hij Israël hoont. Hij bralt in hoogmoed tegen het volk van God. Dat is een kenmerk van het andere beest uit Openbaring 13, het beest uit de zee. Van dat beest lezen wij dat hij zijn mond opent “tot lasteringen tegen … hen die in de hemel wonen”, dat wil zeggen tegen Gods volk (Op 13:6).

De reuzen die worden gedood, vallen “door de hand van David en door de hand van zijn manschappen” (1Kr 20:8). Hoewel het in feite enkele helden van David zijn die de reuzen doden (1Kr 20:4-7), wordt ook gezegd dat ze door de hand van David vallen. We zien hier achter het optreden van de helden de grote heldendaad van David. David heeft de grote reus Goliath gedood. De helden treden in zijn voetsporen en doen wat hij gedaan heeft. In hun daden wordt zichtbaar wat David heeft gedaan. Op dezelfde wijze kunnen wij meer dan overwinnaars over onze vijanden zijn door Hem Die de grote overwinning over de aartsvijand van God en de Zijnen heeft behaald.

Copyright information for DutKingComments